Patiënte leed uitzichtloos en ondraaglijk als gevolg van meerdere psychische aandoeningen en een licht verstandelijke beperking. De arts, de geraadpleegde onafhankelijk psychiater en de consulent waren allen van mening dat de patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar euthanasieverzoek.

Introductie van het praktijkvoorbeeld

Bij de patiënte, een vrouw tussen de 20 en 30 jaar oud, was sprake van een licht verstandelijke beperking, sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand, meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis (MCDD), chronisch depressieve klachten en oppositionele gedragsproblemen (ODD). ODD is een gedragsstoornis die wordt gekenmerkt door gedurende langere tijd boos en/of opstandig gedrag te laten zien.

Het lijden van de patiënte bestond uit het besef dat ze door haar beperkingen nooit zou kunnen voldoen aan de verwachtingen die de maatschappij van haar vroeg. De patiënte ervoer constant een vreselijke drukte in haar hoofd, alsof er twintig orkesten door elkaar speelden. Voorts had zij veel moeite met het uitvoeren van de gewone dagelijkse handelingen, zoals opstaan, douchen, aankleden en eten. Dit maakte haar boos en verdrietig. Ondanks haar inspanningen om te veranderen, zoals het proberen te beheersen van haar woedeaanvallen en haar eindeloze gedachtes, bleef ze vastzitten in een vicieuze cirkel. Ze kon haar dagen zelf niet plannen en had altijd hulp nodig. Dit leidde tot frustratie en agressieve uitbarstingen zoals schoppen, slaan en spullen kapot maken. Haar schaamte hierover veroorzaakte vervolgens opnieuw frustratie en woede. De patiënte realiseerde in welke mate haar directe omgeving hieronder leed en dit gaf de patiënte nóg meer frustratie en boze buien. Buiten haar ouders en oma om leek niemand te begrijpen hoe erg zij leed en waarom zij een euthanasiewens had. Uitspraken als je ‘je bent jong, het komt wel goed’ gaven haar het gevoel dat ze niet werd gehoord. De patiënte voelde zich uitgeput en leeg, zonder energie voor nog meer therapie. Na talloze behandelingen en medicijnen die wezenlijk niets verbeterden, was ze op.

De huisarts van de patiënte was niet bereid het euthanasieverzoek uit te voeren. De patiënte meldde zich daarom aan bij Expertisecentrum Euthanasie (EE). Tijdens haar eerste gesprek met de arts op het psychiatrisch spreekuur, ongeveer veertien maanden voor het overlijden, vroeg de patiënte om uitvoering van de levensbeëindiging. Dit verzoek herhaalde zij in de drie daaropvolgende gesprekken.

De arts raadpleegde een onafhankelijk psychiater. Deze onderzocht de patiënte ongeveer vier maanden voor het overlijden. Voorts raadpleegde de arts de consulent, een onafhankelijk SCEN-arts, tevens psychiater. De consulent bezocht de patiënte ruim anderhalve maand voor het overlijden.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

Overwegingen van de commissie

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt:

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, Wtl.