Oordeel 2023-011, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Patiënte leed uitzichtloos en ondraaglijk op basis van een stapeling van ouderdomsaandoeningen.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de 80 en 90 jaar oud, werden verscheidene aandoeningen vastgesteld die toenamen ten gevolge van haar stijgende leeftijd. Zo was zij sinds zes jaar voor het overlijden bekend met degeneratieve afwijkingen aan de wervelkolom, had zij sinds vier jaar voor het overlijden polyartrose met chronische pijnklachten in alle gewrichten en sinds drie jaar voor het overlijden de ziekte van Ménière, waarbij zij aanvallen ervoer van misselijkheid, duizeligheid, braken en tinnitus. Ook was zij gediagnosticeerd met neuropathie.

Patiënte leed continu aan pijn door de polyartrose en neuropathie en leed aan ongemak door haar aanvallen bij de ziekte van Ménière, waardoor zij lichamelijk uitgeput raakte. Daarnaast leed zij aan de toenemende sociale isolatie en het besef dat zij steeds afhankelijker dreigde te worden van zorg. Het gemis aan perspectief op verbetering betekende voor haar een uitzichtloos lijden. Ze ervoer dagelijks het verlies van autonomie en kwaliteit van leven.

De huisarts van patiënte kon het verzoek tot levensbeëindiging door drukte in zijn praktijk niet binnen een redelijke termijn honoreren. Wel vond hij haar verzoek goed invoelbaar en meende hij dat patiënte aan de zorgvuldigheidseisen voldeed. Hierop wendde patiënte zich tot het Expertisecentrum Euthanasie (EE). De arts sprak driemaal met patiënte, waarbij patiënte haar verzoek tot levensbeëindiging direct in het eerste gesprek uitte. Zij herhaalde dit in elk daaropvolgend gesprek.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor de patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte ongeveer een week voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

Wil een patiënt in aanmerking komen voor euthanasie dan moet zijn lijden een medische grondslag hebben. Maar niet is vereist dat er een levensbedreigende aandoening bestaat. Ook een stapeling van ouderdomsaandoeningen – zoals slechtziendheid, slechthorendheid, botontkalking, gewrichtsslijtage, evenwichtsproblemen, cognitieve achteruitgang – kan oorzaak zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Deze, veelal degeneratieve, aandoeningen treden doorgaans op hogere leeftijd op. Eén of een optelsom van meerdere van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten kan lijden veroorzaken. Ook voor deze patiënten geldt dat het lijden en de ondraaglijkheid ervan samenhangen met zaken als levensgeschiedenis, persoonlijkheid en draagkracht (zie EuthanasieCode 2022, pagina 25).

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.