Oordeel 2022-060, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, medisch zorgvuldige uitvoering.

Gecompliceerde uitvoering vanwege het sneuvelen van het infuus tussen toediening van het bewustzijn verlagend middel en de spierverslapper. Arts had voorafgaande aan het toedienen van de spierrelaxans de bewustzijnsverlaging op adequate wijze vastgesteld.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de vijftig en zestig jaar, werd dertien maanden voor het overlijden een blaascarcinoom vastgesteld. Ongeveer vier maanden voor het overlijden werd een recidief met uitzaaiingen naar het buikvlies en de lever geconstateerd. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van de vrouw bestond uit het steeds verder toenemend conditie- en krachtsverlies. Daarnaast had de vrouw geen eetlust meer, waardoor zij vermagerde en verder verzwakte. De vrouw verloor continu fecaal vocht uit een rectovaginale fistel. Dit was niet alleen pijnlijk, maar ervoer de vrouw ook als mensonterend. De vrouw, die altijd sportief en zelfstandig was geweest, werd in toenemende mate afhankelijk van anderen en was tot weinig meer in staat. Zij leed onder het verlies van autonomie, de zorgafhankelijkheid en het gebrek aan perspectief. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De vrouw verzocht de arts twaalf dagen voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Zij persisteerde in dat verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die de man een week voor het overlijden bezocht. Zij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd door intraveneuze toediening van 2000 mg thiopental. De arts stelde een adequate bewustzijnsverlaging vast. Vervolgens constateerde de arts dat het infuus was gesneuveld. Op verzoek van de arts plaatste een medewerker van de ambulance een nieuw infuus. Nadat het nieuwe infuus was geplaatst stelde de arts vast dat nog altijd sprake was van een adequate bewustzijnsverlaging. Hierop diende de arts, veertig minuten na toediening van de coma-inductor, de spierverslapper toe.

Uit de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021 (de Richtlijn) volgt dat het van groot belang is dat de patiënt de werking van het toegediende spierrelaxans niet ervaart. Vóor toediening van het spierrelaxans dient de arts daarom een adequate bewustzijnsverlaging vast te stellen (zie de Richtlijn, pagina 18). Gelet op de door de arts vastgestelde adequate bewustzijnsverlaging heeft de vrouw de werking van de spierrelaxans niet ervaren.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.