Oordeel 2021-129, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, zorgvuldigheidseisen algemeen.

Bijzonder verloop omdat in de tijd tussen de consultatie en de uitvoering bij de huisarts die oorspronkelijk tot uitvoering zou overgaan covid-19 werd vastgesteld. De arts, een collega in de praktijk van de huisarts, neemt uiteindelijk het traject over en raadpleegt zelf nog de consulent.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de zeventig en tachtig jaar, werd drie maanden voor het overlijden een pancreaskopcarcinoom (kanker in de kop van de alvleesklier) vastgesteld. Enige weken later bleek tevens sprake van locoregionale, retroperitoneale en mediastinale uitzaaiingen. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

De vrouw was continu erg misselijk en ook medicatie hielp hier onvoldoende tegen. Daardoor kon zij nauwelijks nog eten en drinken en was zij in korte tijd erg vermagerd en verzwakt. Daarnaast had de vrouw door de uitzaaiingen veel pijn bij het bewegen en kon daardoor nog maar weinig ondernemen. De vrouw, die altijd erg actief was geweest, wat tot weinig meer in staat en volledig zorgafhankelijk geworden. Zij leed onder deze snelle fysieke achteruitgang en het gebrek aan perspectief. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De vrouw had eerder met de huisarts over euthanasie gesproken en vroeg hem twee maanden voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. De huisarts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die de vrouw elf dagen voor het overlijden bezocht. Hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. In de tijd tussen de consultatie en de geplande uitvoeringsdatum werd bij de huisarts covid-19 vastgesteld. Vanwege de quarantaineverplichting kon de huisarts de geplande uitvoering niet meer op zich kon nemen.

Hierop nam de arts, collega van de huisarts, het verzoek van de vrouw over. Zij bezocht de vrouw enkele keren en nam kennis van het medisch dossier en het SCEN-verslag.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zij was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was geworden. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten. Een dag voor het overlijden nam de arts nog contact op met de eerder door de huisarts geraadpleegde consulent, omdat zijn verslag gericht was aan de huisarts en niet aan haar. De consulent verklaarde dat deze situatie niet afdeed aan zijn eerdere conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.