Oordeel 2021-118, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, geen redelijke andere oplossing.

Bij patiënt werd longkanker geconstateerd met uitgebreide uitzaaiingen, waarbij genezing niet meer mogelijk was.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd vier jaar voor het overlijden een niet-kleincellig longcarcinoom vastgesteld. Enkele maanden later werden uitzaaiingen in de wervels geconstateerd. Daarnaast was sprake van ingroei in de zenuwplexus waardoor de rechterarm van de man verlamd raakte. Ondanks behandeling bleek drie maanden voor het overlijden sprake van progressie van het longcarcinoom met uitzaaiingen in de ribben en in de lever. Genezing was niet meer mogelijk en de behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van de man bestond uit regelmatig terugkerende aanvallen van benauwdheid, extreme vermoeidheid en pijn die ook met medicatie niet helemaal onder controle was. De man was tot weinig meer in staat, was nagenoeg volledig bedlegerig geworden en sliep het grootste deel van de dag. Hij vreesde verdere achteruitgang en een toename van de pijnklachten. De man leed onder het gebrek aan perspectief en ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De man had regelmatig met de arts over euthanasie gesproken. Tien dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Hij persisteerde in dat verzoek.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de man negen dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.