Oordeel 2020-109, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, onafhankelijke arts geraadpleegd

Vanwege erger wordende spraakproblemen van patiënt bezocht de consulent hem in een vroeg stadium, bij het tweede consulentenbezoek was voldaan aan de zorgvuldigheidseisen.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd ongeveer anderhalf jaar voor het overlijden Amyotrofische Laterale Sclerose (ALS) vastgesteld. ALS is een ziekte van het zenuwstelsel waardoor spieren geleidelijk dunner en minder krachtig worden. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard.

Het lijden van de man bestond uit progressief functieverlies. Zo was sprake van een spraakstoornis en slikproblemen waardoor hij niet meer kon eten en nog maar nauwelijks kon drinken. Tevens was de motoriek en mobiliteit van de man fors achteruitgegaan, had hij veel slijm in de luchtwegen dat hij niet opgehoest kreeg en was sprake van dwanghuilen. De man leed onder de fysieke achteruitgang, het verlies van autonomie, de uitzichtloosheid van zijn situatie en de reële angst om te stikken. Hij vond zijn situatie ontluisterend en ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De man sprak vanaf het moment dat de diagnose ALS was gesteld regelmatig met de arts over euthanasie. Zes dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. De arts stelde vast dat de man zijn verzoek helder kon verwoorden. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Gelet op de spraakproblemen van de man, waarvan de verwachting was dat deze zouden verergeren, raadpleegde de arts in een vroeg stadium een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man een half jaar voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan, omdat de man op dat moment nog geen concreet verzoek had. Na een telefonisch contact met de arts bezocht de consulent de man vijf dagen voor het overlijden opnieuw. De consulent constateerde dat de man weliswaar slechts moeizaam kon praten, maar dat hij wel verstaanbaar was en ook kon communiceren met een spraakcomputer. De consulent stelde vast dat de man nu wel om euthanasie vroeg en concludeerde in een aanvulling op het eerdere verslag dat daarmee aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.