Oordeel 2019-26, zorgvuldig, huisarts, hart- of vaataandoening, vrijwillig en weloverwogen verzoek, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, onafhankelijke arts geraadpleegd

Echtpaar

De uitvoering van euthanasie bij een echtpaar werd door twee verschillende SLK artsen verricht die elk een andere SCEN-arts consulteerden.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënte, een vrouw van 90 jaar en ouder, brak bij een val ongeveer een maand voor het overlijden haar heup. Zij onderging hiervoor een operatie. Daags na de operatie werd zij getroffen door een CVA met uitval van een lichaamshelft tot gevolg. Zij was opgenomen in een verpleeghuis. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit bedlegerigheid, ernstige pijn en dreigende decubitus. Patiënte, die tot op hoge leeftijd onafhankelijk had geleefd, was binnen korte tijd volledig afhankelijk van anderen geworden. Zij had geen kwaliteit van leven meer en geen enkel perspectief op verbetering.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had al enkele maanden de wens om gelijktijdig met haar echtgenoot euthanasie te krijgen. Zij had eerder met haar huisarts en behandelend specialist ouderengeneeskunde van het verpleeghuis waar zij verbleef over euthanasie gesproken. Zij wilden om hen moverende redenen geen uitvoering geven aan het verzoek van patiënte en haar echtgenoot, maar zij beiden vonden het verzoek invoelbaar.

Daarom meldde patiënte en haar echtgenoot, die al langere tijd een euthanasiewens had, zich circa anderhalve maand voor het overlijden aan bij de SLK. Het verzoek van de echtgenoot werd door een andere SLK-arts behandeld.

De arts heeft viermaal uitvoerig met patiënte over haar verzoek gesproken. Het eerste gesprek vond circa twee weken voor het overlijden plaats en tijdens dit gesprek heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar verzoek bij ieder volgend gesprek tegenover de arts herhaald. De arts achtte patiënte absoluut wilsbekwaam. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte circa een week voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. Volgens de consulent was patiënte wilsbekwaam en was er geen sprake van depressiviteit. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

De commissie overweegt dat in het geval een echtpaar gelijktijdig een verzoek tot uitvoering van euthanasie doet, moet vaststaan dat het verzoek van de ene partner niet is beïnvloed of is ingegeven door dat van de andere partner. Daarom moet komen vast te staan dat elk van beide verzoeken vrijwillig en weloverwogen is gedaan. Dit vergt van de arts, en ook van de consulent, extra behoedzaamheid waar het gaat om de beoordeling van elk verzoek.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was.

Met betrekking tot de eis dat de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, overweegt de commissie als volgt:

Indien een arts besluit of, zoals in dit geval, twee verschillende artsen besluiten om in te gaan op een euthanasieverzoek van een echtpaar, verdient het volgens de commissie sterk de voorkeur dat de artsen elk een onafhankelijke arts raadplegen die beoordeelt of aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan. Deze werkwijze waarborgt dat elk verzoek afzonderlijk wordt beoordeeld en alle schijn van niet-onafhankelijkheid bij de beoordeling wordt voorkomen. In een dergelijke situatie moeten de beide consulenten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijk druk bestaat van de ene partner op het verzoek van de andere partner. Wat dit laatste aangaat, is de commissie uit het verslag van de onafhankelijke arts gebleken dat patiente haar verzoek vrijwillig heeft gedaan en dat zij op geen enkele wijze druk heeft ervaren, ook niet van de echtgenoot.

De commissie stelt vast, geheel in lijn met haar hierboven weergegeven opvatting, dat bij deze twee gelijktijdige verzoeken om uitvoering van euthanasie van een echtpaar het verzoek van de patiënte is beoordeeld door een andere onafhankelijke arts die niet was betrokken bij het verzoek van haar echtgenoot. Deze andere onafhankelijke arts heeft patiënte gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Lees ook het oordeel van de echtgenoot, oordeel 2019-27