Oordeel 2019-132, zorgvuldig, medisch specialist, overige aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, geen redelijke andere oplossing

Tinnitus, depressies in verleden, onafhankelijke psychiater geraadpleegd

De arts heeft zorgvuldig gehandeld in een euthanasieverzoek van een patiënte met tinnitus. In het verleden was patiënte bekend met depressies. Arts en consulent vonden patiënte niet depressief. Door een psychiater werd vastgesteld dat de depressie ten tijde van het verzoek in remmissie was.

Introductie van de casus

Bij patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, was sinds haar adolescentie sprake van tinnitus en recidiverende depressies. De tinnitus werd de laatste jaren steeds ernstiger. Dag in dag uit, ook in de nacht, hoorde patiënte het geluid in haar hoofd van een straaljager en tegen elkaar slaand ijzerdraad. Dit maakte haar leven tot een hel. Zij was uitgebreid behandeld zonder resultaat. Patiënte leed ondraaglijk en vroeg om euthanasie. De depressiviteit was ten tijde van het verzoek in remissie.

Haar huisarts vond het verzoek te complex en verwees haar naar Expertisecentrum Euthanasie (EE). In het voortraject van EE werd patiënte gezien door een psychiater van EE. Deze verwees de aanmelding naar het "somatische" team. Drie weken voor het overlijden sprak de arts patiënte voor het eerst. In totaal sprak de arts driemaal uitgebreid met patiënte. Hij raadpleegde als consulent een onafhankelijk SCEN-arts tevens sociaal geriater. Deze bezocht patiënte ruim twee weken voor het overlijden.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, WTL is bijgevoegd in bijlage I.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

De commissie heeft, gezien de recidiverende depressies die patiënte doormaakte, expliciet stilgestaan bij de zorgvuldigheidseis van het vrijwillig en weloverwogen verzoek (zie artikel 2, eerste lid, onder a, WTL).

De commissie heeft gezien de aandoening expliciet stilgestaan bij de zorgvuldigheidseisen van het uitzichtloos en ondraaglijk lijden en redelijke andere oplossingen (zie artikel 2, eerste lid, onder b en onder d, WTL).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek

De commissie maakt uit het dossier op dat patiënte leed aan recidiverende depressies. Bij haar intake bij EE werd door de aan EE verbonden psychiater vastgesteld dat patiënte op dat moment niet depressief was. De arts raadpleegde een consulent, tevens sociaal geriater met ruime ervaring in de psychiatrie en specifiek met depressies. Deze lichtte zijn oordeel over de wilsbekwaamheid van patiënte uitgebreid toe. Hij beschreef dat de depressie van patiënte op dat moment grotendeels of volledig in remissie was. Hij achtte haar absoluut voldoende wilsbekwaam om een adequate keuze te kunnen maken voor euthanasie.

Zij had haar verzoek om euthanasie de afgelopen periode herhaaldelijk uitgesproken. Ook in het gesprek met de consulent uitte zij haar verzoek heel duidelijk en gemotiveerd. Hij beoordeelde haar verzoek als weloverwogen en voldoende consistent. De arts vond patiënte zeker wilsbekwaam en kon haar lijden en de daar uit ontstane vraag om euthanasie helder verwoorden. Hij zag geen enkel teken van depressie. De arts werd in zijn overtuiging gesterkt door het oordeel van de consulent. De commissie stelt vast dat de arts voldoende heeft onderbouwd hoe hij tot zijn overtuiging ten aanzien van het vrijwillig en weloverwogen verzoek is gekomen.

De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte.

Uitzichtloos en ondraaglijk lijden en redelijke andere oplossingen

De commissie stelt vast dat patiënte vanaf haar achttiende levensjaar tinnitus had. Zij gebruikte daarvoor haar hele leven medicatie, die de klachten enigszins dempte. Na een val en na een aanrijding (zestien jaar voor het overlijden) waren de tinnitusklachten verergerd.

Drie jaar voor het overlijden maakte patiënte weer een langdurige depressieve episode door. Patiënte had een chronische doodswens, die mogelijk verergerde na het overlijden van haar echtgenoot. Zij werd eerst behandeld door een vrijgevestigde psychiater. Een jaar voor het overlijden deed zij een poging tot zelfdoding en werd opgenomen in een psychiatrische kliniek voor behandeling van haar depressieve klachten en aangemeld bij een instelling voor een tinnitus-revalidatietraject.

Tien maanden voor het overlijden werd zij doorverwezen naar de afdeling psychiatrie van een academisch ziekenhuis voor behandeling met ECT vanwege haar depressieve klachten. Deze behandeling onderging zij vijfmaal, maar had tot gevolg dat haar tinnitusklachten nog ernstiger werden. Nadat patiënte zeven maanden voor het overlijden werd ontslagen uit de psychiatrische kliniek, deed zij al snel weer een poging tot zelfdoding omdat zij de verhevigde tinnitusklachten niet meer kon verdragen.

Zij werd weer opgenomen in de GGZ en vervolgens weer ontslagen, omdat zij als wilsbekwaam werd beoordeeld en geen verdere behandeling wilde, aangezien de behandeling van de tinnitus in de speciale instelling geen verbetering had opgeleverd. Patiënte leed ondraaglijk en had een sterke doodswens op basis van de tinnitusklachten.

Het is voor de commissie duidelijk geworden dat patiënte veel behandelingen heeft geprobeerd. Desondanks namen de tinnitusklachten alleen maar toe. Uit het beeld dat de arts en de consulent beschrijven, komt een patiënte met een zeer grote lijdenslast naar voren. Het is voor de commissie uit de verslagen gebleken dat er geen perspectief voor patiënte bestond.

De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van patiënte. Tevens is de commissie van oordeel dat de arts met patiënte tot de overtuiging kon komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts de patiënte voldoende heeft voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.