Oordeel 2018-119, zorgvuldig, huisarts, hart- of vaataandoening, zorgvuldigheidseisen algemeen

Ischemisch cerebellair infarct, wilsbekwaamheid, hospice

Na de waarschijnlijkheidsdiagnose myelofibrose werd patiënt drie maanden voor het overlijden getroffen door een ischemisch cerebellair infarct met ernstige beperkingen tot gevolg. De arts vond patiënt wilsbekwaam. De euthanasie vond plaats in een hospice.
 

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënt, een man van 70-80 jaar, had al enkele jaren last van onbegrepen vermoeidheidsklachten. Een half jaar voor het overlijden werd de waarschijnlijkheidsdiagnose myelofibrose vastgesteld, er werd een conservatief beleid gevoerd. Drie maanden voor het overlijden werd hij getroffen door een ischemisch cerebellair infarct met ernstige beperkingen tot gevolg. Genezing was niet meer mogelijk.

De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard. Patiënt was opgenomen in een hospice. Het lijden van patiënt bestond uit dyspnoe, evenwichtsstoornissen en vermoeidheid. Patiënt, die altijd een actieve man was geweest, was rolstoelafhankelijk geraakt, was afhankelijk van de zorg van anderen geworden en kon niet meer de dingen doen die voor hem het leven waardevol maakten. Hij leed onder de zinloosheid en uitzichtloosheid van zijn situatie, de lichamelijke achteruitgang, een gebrek aan kwaliteit van leven en het dreigende verlies van zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ruim één maand voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Nadien heeft hij zijn verzoek herhaald. De arts achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn verzoek tot euthanasie. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënt anderhalve week voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. De consulent twijfelde niet aan de wilsbekwaamheid van patiënt ten aanzien van zijn verzoek tot euthanasie.

De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.