Psychiatrie

Vandaag zijn vier casus gepubliceerd waarbij de patiënt aan een psychiatrische aandoening leed.

Oordelen

2019-72
Patiënt leed aan een ernstig invaliderende dwangstoornis bij een persoonlijkheidsstoornis. Er was daarbij sprake van een afhankelijkheidsrelatie met zijn moeder.  Patiënt had langdurig diverse behandelingen ondergaan maar zonder resultaat.

2019-74
De arts voert de levensbeëindiging op verzoek uit bij patiënte die leed aan chronische PTSS en depressies als gevolg van misbruik in haar verleden. Er waren geen behandelmogelijkheden meer, patiënte leed ondraaglijk en uitzichtloos.  De arts werd in haar oordeel bevestigd door de geraadpleegde onafhankelijke psychiater en de consulent, tevens psychiater.

2019-84
Patiënte onderbrak het euthanasietraject bij Expertisecentrum Euthanasie tijdelijk vanwege uitgeoefende druk door familieleden. De arts had gedurende twee jaar in totaal negen gesprekken met patiënte. Haar wens tot levensbeëindiging was gedurende het traject nimmer naar de achtergrond verdwenen.

2019-99
Arts en de geraadpleegde psychiater kenden elkaar. De commissie is van oordeel dat het de voorkeur zou hebben gehad als de arts een onafhankelijke psychiater buiten de regio had geraadpleegd, maar dat er geen sprake is van onzorgvuldig handelen door de arts. Hoewel de diagnose ASS zes jaar voor het overlijden is gesteld, was er sprake van uitzichtloos lijden. Patiënte werd al veel langer behandeld en had behandelingen ondergaan die ook bij patiënten met de diagnose ASS werden toegepast. Er was geen redelijke andere oplossing.

EuthanasieCode 2018

Van de arts wordt grote behoedzaamheid gevraagd indien het euthanasieverzoek (in overwegende mate) voortkomt uit lijden dat het gevolg is van een psychiatrische aandoening. Veelal gaat het in dergelijke zaken om complexe psychiatrische problematiek en is de inbreng van specifieke deskundigheid vereist. De genoemde behoedzaamheid betreft vooral de zorgvuldigheidseisen inzake de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek, de uitzichtloosheid van het lijden en het ontbreken van een redelijke andere oplossing.

De arts moet bij deze patiënten naast de reguliere consulent die een oordeel geeft over alle zorgvuldigheidseisen altijd óók een onafhankelijke psychiater raadplegen. Deze moet met name beoordelen of de patiënt wilsbekwaam is ter zake van het verzoek, of het lijden uitzichtloos is en of redelijke alternatieven ontbreken. Hij mag – anders dan een consulent – zo nodig behandeladviezen geven.

Als het contact met én een consulent én een psychiater tot onoverkomelijke belasting voor de patiënt zou leiden, kan het raadplegen van één (SCEN-)consulent die tevens psychiater is voldoende zijn. In dat geval moet de arts zich wel realiseren dat deze consulent niet alleen als (SCEN-)consulent een oordeel moet geven over de zorgvuldigheidseisen maar ook als deskundige moet optreden.

Lees meer over "patiënten met een psychiatrische aandoening" in de EuthanasieCode 2018.