Aanpassing EuthanasieCode 2018 en oordeel euthanasie bij vergevorderde dementie na arrest Hoge Raad

De RTE heeft de EuthanasieCode 2018 (EC 2018) in lijn gebracht met het arrest van de Hoge Raad over euthanasie, verleend op basis van een schriftelijke wilsverklaring aan een patiënt die wilsonbekwaam was ten gevolge van een vergevorderde dementie. Bovendien is een eerste oordeel van de RTE gepubliceerd dat ook gebaseerd is op dit arrest.

De EuthanasieCode 2018 (EC 2018) heeft tot doel om artsen een handzaam overzicht te geven van de manier waarop de zorgvuldigheidseisen genoemd in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek (WTL) door de RTE worden geïnterpreteerd.  De RTE toetst euthanasiemeldingen niet alleen aan de wet, maar ook aan de jurisprudentie.

Op een aantal cruciale vragen is door de Hoge Raad (HR) in april 2020 antwoord gegeven in een arrest over euthanasie verleend op basis van een schriftelijke wilsverklaring aan een patiënt die als gevolg van een vergevorderde dementie wilsonbekwaam was geworden.  De EC 2018 is daarom in lijn gebracht met dit arrest. De volledige wijzigingen staan in de paragrafen 4.1 Schriftelijke wilsverklaring en 4.4. Patiënten met dementie.

Vier wijzigingen

Vier in het oog springende wijzigingen in de EC 2018 zijn de volgende:

  1. De schriftelijke wilsverklaring die ten grondslag ligt aan de verleende euthanasie moet uitgelegd worden met het oog op het achterhalen van de bedoeling van de patiënt. Daarbij moet de arts letten op alle omstandigheden van het geval en niet slechts op de letterlijke bewoordingen van de schriftelijke wilsverklaring. Er is dus ruimte voor interpretatie.
  2. De vaststelling of er in het geval van voortgeschreden dementie feitelijk sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden behelst een medisch-professioneel oordeel dat is voorbehouden aan de arts. De RTE dient dat medisch-professionele oordeel daarom terughoudend te toetsen en zich af te vragen of de arts in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat sprake was van ondraaglijk lijden.
  3. Bij euthanasie te verlenen aan een patiënt die wilsonbekwaam is als gevolg van voortgeschreden dementie is het niet noodzakelijk dat de arts met de patiënt overlegt over het moment en de wijze waarop de euthanasie zal worden uitgevoerd. Zo’n gesprek is zinloos omdat bij een dergelijke patiënt het begrip over deze onderwerpen ontbreekt.
  4. Als er bij een wilsonbekwame patiënt aanwijzingen zijn dat onrust, agitatie of agressie kan ontstaan bij de uitvoering van euthanasie, kunnen de door de arts in acht te nemen medische maatstaven hem tot de conclusie brengen dat premedicatie is aangewezen.

Oordeel - patiënt wilsonbekwaam - voortgeschreden dementie

Op onze website vindt u nu ook het eerste oordeel van de RTE over euthanasie verleend aan een patiënt die wilsonbekwaam was als gevolg van voortgeschreden dementie (oordeel 2020-118), voor de inhoud waarvan het arrest van de HR mede bepalend is geweest. 

Meer informatie in de actuele EuthanasieCode 2018 in het voorwoord.