Oordeel 2024-030, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, medisch zorgvuldige uitvoering.

Een patiënt leed ondraaglijk en uitzichtloos als gevolg van endeldarmkanker. De arts heeft gemotiveerd afgeweken van de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding, september 2021.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een patiënt, een man tussen 50 en 60 jaar, werd ongeveer een jaar voor zijn overlijden endeldarmkanker vastgesteld. De kanker was uitgezaaid naar de lymfeklieren. Ook was er sprake van ingroei in het buikvlies (het peritoneum). Curatief behandelen met chemotherapie en vervolgens een uitgebreide darmoperatie bleek niet haalbaar vanwege uitgebreide comorbiditeit. Het operatierisico werd te groot ingeschat. Patiënt kreeg wel palliatieve radiotherapie. Patiënt leed onder de snelle, algehele lichamelijke achteruitgang. Hij kampte hierbij met misselijkheid, overgeven van ontlasting via de mond (fecaal braken), buikpijn en algeheel krachtsverlies. Patiënt was volledig bedlegerig en zorgafhankelijk geworden. Het fecaal braken was voor patiënt het meest ondraaglijke en mensonwaardige symptoom. Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

Patiënt had eerder met de arts, zijn huisarts, over zijn euthanasiewens gesproken. Patiënt heeft de arts ongeveer twee weken voor het overlijden verzocht om de euthanasie uit te voeren. Hij heeft zijn euthanasieverzoek meerdere malen herhaald. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er ook van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die de patiënt negen dagen voor het overlijden bezocht. De consulent concludeerde dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de levensbeëindiging op verzoek uit door het toedienen van 2000 mg thiopental en 250 mg rocuronium, waarna patiënt overleed. De arts had een hogere dosering rocuronium toegediend in verband met fors overgewicht bij patiënt. De commissie concludeerde dat de arts hiermee gemotiveerd is afgeweken van de hoeveelheid als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.