Oordeel 2024-028, zorgvuldig, NVO-melding, combinatie van aandoeningen, vrijwillig en weloverwogen.

Een vrijwillig en weloverwogen verzoek van een patiënte met een combinatie van dementie en lichamelijke aandoeningen.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een patiënte, een vrouw tussen 80 en 90 jaar, werd vijf maanden voor het overlijden dementie vastgesteld. Zij had al langere tijd moeite om alledaagse handelingen doelgericht uit te voeren (apraxie). Ook was er bij patiënte sprake van slaapzucht (lethargie). Genezing van dementie is niet mogelijk. Patiënte daarnaast kampte ook met een slechte visus, duizeligheid, hoofdpijn, een verminderde eetlust en functieverlies door de afname van spiermassa (sarcopenie). Patiënt leed onder de cognitieve en lichamelijke achteruitgang, de toenemende vergeetachtigheid en het gebrek aan energie. Patiënte, die altijd een zelfstandige en ondernemende vrouw was geweest, zat hele dagen thuis en ervoer geen kwaliteit van leven meer. Door haar duizeligheid was zij niet meer mobiel. Patiënte kon haar hobby’s niet meer uitoefenen en ook niet meer tv kijken of lezen. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. Zij wilde beslist niet verhuizen naar een verpleeghuis.

Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts wilde de euthanasie niet uitvoeren. Patiënte meldde zich daarom aan bij Expertisecentrum Euthanasie. De arts heeft patiënte vijfmaal bezocht. Direct tijdens het eerste gesprek, ongeveer vijf maanden voor het overlijden, heeft patiënte de arts verzocht om de euthanasie uit te voeren. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald.

De arts concludeerde dat patiënte een vrijwillig en weloverwogen verzoek had. Volgens de arts was patiënte zich telkens bewust van de strekking van haar consistent geuite euthanasiewens. De arts beoordeelde patiënte als wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek. De arts was er ook van overtuigd dat het patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos leed. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat patiënte voldoende was voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte vier weken voor het overlijden bezocht. De consulent beoordeelde patiënt ook als wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de eisen inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het ondraaglijk lijden. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af.

Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek voldoet in het algemeen de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een onafhankelijk deskundige vraagt. (EuthanasieCode 2022, pagina 49).

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.