Oordeel 2024-014, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Patiënt leed uitzichtloos en ondragelijk als gevolg van het syndroom van McLeod.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij patiënt, een man tussen 70 en 80 jaar oud, werd tien jaar voor het overlijden een zeldzame neurodegeneratieve aandoening, die gelijkenissen heeft met de ziekte van Huntington vastgesteld. Genezing van deze ziekte is niet mogelijk. Patiënt verbleef in een gespecialiseerde instelling. Hij werd symptomatisch behandeld. Het lijden van patiënt bestond uit lichamelijke achteruitgang, het verlies van mobiliteit, frequent vallen en incontinentie. Patiënt kon door zijn ziekte “niet meer gaan en staan waar hij wilde”. Hij kon niet meer zelfstandig lopen en maakte gebruik van een rolstoel. Patiënt, die altijd een zelfstandige en actieve man was geweest, leed onder de afhankelijkheid van anderen en het vooruitzicht op verdere achteruitgang. Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. Hij wilde de regie behouden.

De arts, een specialist ouderengeneeskunde met ervaring met het beloop van neurodegeneratieve aandoeningen (in het bijzonder de ziekte van Huntington), was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

Drie maanden voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënt heeft zijn euthanasieverzoek hierna consistent herhaald. De arts achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn euthanasieverzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De arts raadpleegde ongeveer tweeënhalve maand voor het overlijden een onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde ter beoordeling van de wilsbekwaamheid van patiënt. De onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn euthanasieverzoek.

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënt ongeveer twee maanden voor het overlijden. Er was sprake van een vroegconsult. De consulent achtte patiënt wilsbekwaam. De consulent kwam tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen voor euthanasie was voldaan omdat er nog geen sprake was van een actueel verzoek. De consulent bezocht patiënt tweeënhalve week voor het overlijden voor een tweede keer. Na dit gesprek kwam de consulent tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. De consulent achtte patiënt opnieuw wilsbekwaan ten aanzien van zijn euthanasieverzoek.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.