Oordeel 2021-106, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Patiënte leed al geruime tijd ondraaglijk vanwege het verlies van autonomie door verschillende ouderdomsaandoeningen.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Een vrouw, ouder dan negentig jaar, leed sinds geruime tijd voor het overlijden aan meerdere aandoeningen. Zo was sprake van een afsluiting van een ader in het linkeroog (vena-occlusie), maculadegeneratie (netvliesveroudering), artrose in meerdere gewrichten, een sterk kromgebogen wervelkolom (thoracale kyfose), spierzwakte en claudicatio in beide benen (vaatziekte waarbij de bloedvaten in en naar de benen vernauwd zijn door slagaderverkalking).

Door haar aandoeningen was de vrouw blind aan haar linkeroog en zag zij met haar rechteroog bijna niets meer. Daarbij was sprake van functieverlies van de ledematen en handen. Door de combinatie van haar aandoeningen werd de vrouw zeer beperkt in haar mobiliteit en uiteindelijk kon zij binnenshuis alleen nog kleine stukjes achter haar rollator lopen. De activiteiten die haar voorheen afleiding hadden geboden, zoals lezen, handwerken of pianospelen, kon de vrouw niet meer uitoefenen. Haar leefwereld was erg klein geworden terwijl zij altijd erg had genoten van sociale contacten. De vrouw werd steeds afhankelijker van anderen en dat vond ze een gruwel.

De vrouw, die tot hoge leeftijd een actieve en zelfstandige vrouw was geweest, leed onder het verlies van autonomie, de toenemende afhankelijkheid van anderen en de zinloosheid en uitzichtloosheid van haar situatie. Zij vreesde verdergaande fysieke achteruitgang en dat wilde zij niet meer meemaken. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De vrouw had met regelmaat met de arts over euthanasie gesproken. Drie maanden voor het overlijden verzocht de vrouw om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Zij persisteerde in dat verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zekerheidshalve had hij de praktijkondersteuner GGZ nog gevraagd om de stemming van de vrouw in kaart te brengen. Zij concludeerde dat er geen sprake was van een stemmingsstoornis bij de vrouw, maar dat zij geen levensmoed meer had om met haar fysieke achteruitgang om te gaan.

De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de vrouw drie weken voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Een stapeling van ouderdomsaandoeningen kan de oorzaak zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Het lijden van de patiënt moet zijn oorzaak vinden in een medische aandoening, die zowel somatisch als psychiatrisch van aard kan zijn. Het hoeft het niet te gaan om één overheersend medisch probleem. Het lijden van de patiënt kan ook het gevolg zijn van een stapeling van grotere en kleinere gezondheidsproblemen. De optelsom van medische problemen kan, in samenhang met de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van de patiënt, een lijden doen ontstaan dat voor de patiënt ondraaglijk is.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.