Oordeel 2020-58, zorgvuldig, huisarts, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek

Verlaagd bewustzijn na bezoek consulent

Na het bezoek van de consulent besloten arts en patiënt vanwege ernstige pijnklachten over te gaan tot sedatie. De arts had namelijk tijd nodig voor de voorbereiding van de uitvoering van de levensbeëindiging op verzoek. Patiënt gaf aan dat hij niet meer bij wilde komen voor het moment van uitvoering van de levensbeëindiging.

Introductie van de casus

Bij patiënt, een man van 50-60 jaar, werd circa anderhalf jaar voor het overlijden een gemetastaseerd prostaatcarcinoom vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk.
Het lijden van patiënt bestond uit ernstige, moeilijk te behandelen pijnklachten. Hij had geregeld doorbraakpijnen. Patiënt was ernstig vermoeid, cachectisch en bedlegerig geworden. Hij ervoer geen enkele kwaliteit van leven meer.

Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Vier dagen voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht.
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijk SCEN-arts. De consulent bezocht patiënt op de dag van de levensbeëindiging.

In verband met ernstige en niet te behandelen pijn werd patiënt op de dag van de levensbeëindiging en na het bezoek van de consulent op zijn verzoek door de arts gesedeerd. Patiënt kwam niet meer bij bewustzijn voor de uitvoering van de levensbeëindiging.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneeraij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus was sprake van een patiënt die ten tijde van de uitvoering van de levensbeëindiging op verzoek in een toestand van verlaagd bewustzijn verkeerde. De commissie heeft daarom expliciet stilgestaan bij de volgende twee zorgvuldigheidseisen:

  • de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek (artikel 2, eerste lid, onder a, WTL)
  • de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden (artikel 2, eerste lid, onder b, WTL)

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek en uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Uit het dossier is gebleken dat de arts vier dagen voor het overlijden de consulent raadpleegde omdat sprake was van een actueel euthanasieverzoek van patiënt. De consulent bezocht patiënt in de ochtend op de dag van overlijden. Tijdens het gesprek was patiënt goed aanspreekbaar en gaf hij duidelijk aan dat hij euthanasie wilde.

Na het bezoek van de consulent kreeg patiënt ernstige pijnklachten die onvoldoende reageerden op extra medicatie. De arts nam vervolgens contact op met de consulent. De consulent bevestigde in dit gesprek dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan. Het voorstel werd gedaan om extra pijnstilling te geven. Opnieuw had dit onvoldoende effect. Vervolgens besloot de arts, na overleg en met instemming van patiënt, tot sedatie. De arts had tijd nodig voor de voorbereiding van de levensbeëindiging op verzoek. Patiënt gaf aan dat hij niet meer bij wilde komen voor het moment van uitvoering van de levensbeëindiging.

Ongeveer een uur voor de geplande uitvoering nam de echtgenote van patiënt contact op met de arts om te vertellen dat patiënt leek te ontwaken en onrustig was. De arts is daarna naar patiënt gegaan. Patiënt had zijn ogen open maar reageerde niet op aanspreken. Er was sprake van een verlaagd bewustzijn met af en toe tekenen van onrust. De arts heeft toen besloten de levensbeëindiging uit te voeren conform de wens van patiënt.

De commissie stelt vast dat patiënt als gevolg van het toedienen van medicatie in verband met ernstige pijnklachten, ten tijde van de uitvoering in een (mogelijk) reversibele toestand van verlaagd bewustzijn verkeerde. Voordat patiënt in deze toestand van verlaagd bewustzijn geraakte, had patiënt de arts op ondubbelzinnige wijze om euthanasie verzocht, was de arts overtuigd geraakt van de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden van patiënt, had er reeds een gesprek plaatsgevonden tussen patiënt en de consulent, die oordeelde dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan en was de arts voornemens het verzoek van patiënt in te willigen.

De commissie is van oordeel dat een reversibele toestand van verlaagd bewustzijn, door medicatie ontstaan, (ook zonder tekenen van mogelijk lijden) niet behoeft te worden opgeheven met het enkele doel om de patiënt het euthanasieverzoek en de ondraaglijkheid van het lijden tegenover de arts te laten bevestigen. Dat zou naar het oordeel van de commissie inhumaan zijn (EuthanasieCode 2018, pagina 48). Terecht is de arts hiertoe niet overgegaan.

De commissie is gezien het voorgaande van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en een uitzichtloos en ondraaglijk lijden van patiënt.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. De commissie is van oordeel dat de arts de patiënt voldoende heeft voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts kon met patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.