Oordeel 2020-24, zorgvuldig, huisarts, longaandoening, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd

Duo-euthanasie, twee verschillende consulenten geraadpleegd

In deze twee gevallen vroegen twee partners gelijktijdig om uitvoering van euthanasie. De arts heeft expliciet aandacht besteed aan de beweegredenen voor beider verzoeken. Beide patiënten konden goed duidelijk maken wat de grondslag van het lijden was. Het verzoek van de één werd niet oneigenlijk beïnvloed door het verzoek van de ander. De arts heeft twee verschillende consulenten geraadpleegd. Beide consulenten hebben zich ervan vergewist, dat er geen oneigenlijke druk bestond van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner.

OORDEEL VAN DE MAN

Introductie van de casus

Bij patiënt, een man van 80-90 jaar, was op het laatst sprake van COPD Gold IV. Tevens was schade aan de longen ontstaan door een longembolie.

Patiënt was uitgebreid behandeld en kreeg maximale zuurstoftherapie. Desondanks was hij erg benauwd en daardoor vrijwel volledig bedlegerig en nergens meer toe in staat.

Er lag alleen maar verdere achteruitgang van zijn situatie in het verschiet. Patiënt leed eigenlijk al ondraaglijk door zijn ziekte. De zin van zijn leven lag naar eigen zeggen nog in het geestelijk ondersteunen van zijn vrouw. Na haar dood zou de enige reden waarom hij het nu nog volhield, wegvallen.

Hij zou door zijn volledige zorgafhankelijkheid naar een verpleeghuis moeten en dat wilde hij niet. Patiënt vroeg de arts, tegelijkertijd met zijn vrouw, om euthanasie.

De arts raadpleegde een consulent, tevens onafhankelijke SCEN-arts. De arts heeft de levensbeëindiging uitgevoerd volgens de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneeraij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus is sprake van een patiënt die tegelijkertijd met zijn partner verzocht heeft om euthanasie. In dergelijke meldingen (ook wel duo-euthanasie genoemd) wordt door de commissie expliciet onderzocht of er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek (artikel 2, eerste lid onder a, WTL) en of er voor ieder van de patiënten een andere onafhankelijke arts is geraadpleegd (artikel 2, eerste lid onder e, WTL).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek

In het geval partners gelijktijdig een verzoek tot uitvoering van euthanasie doen en indien op beide verzoeken wordt ingegaan, moet vaststaan dat het verzoek van de ene partner niet oneigenlijk is beïnvloed of is ingegeven door dat van de andere partner. Daarom moet komen vast te staan dat elk van beide verzoeken vrijwillig en weloverwogen is gedaan.

De commissie leest in het dossier dat de arts expliciet aandacht heeft besteed aan de beweegredenen voor het verzoek van patiënt. Patiënt kon goed duidelijk maken wat de grondslag van zijn lijden was.

In de eerste plaats werd zijn somatisch lijden bepaald door benauwdheid, bedlegerigheid, afhankelijkheid en het niets meer kunnen, duidelijk. Daarbij kwam het vooruitzicht dat hij spoedig afscheid zou moeten nemen van zijn vrouw met wie hij al meer dan 50 jaar getrouwd was. Opname in een verpleeghuis was daarna noodzakelijk.

Het was voor de arts duidelijk dat patiënt niet onder druk van het verzoek van zijn echtgenote stond maar dat hij zijn eigen beweegredenen, waarin overigens de dood van zijn echtgenote wel een rol speelde, had.

De arts kon goed begrijpen dat bij het ernstige lichamelijke lijden dat patiënt reeds ervoer, alle zin van het leven door het overlijden van zijn echtgenote, dat aanstaande en onvermijdelijk was, voor hem zou wegvallen en dat hij daarom om euthanasie verzocht. De commissie concludeert dat nergens uit het dossier blijkt dat sprake zou zijn van een oneigenlijke invloed op patiënt.

De commissie is gezien het voorgaande van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Consultatie

Overwegingen
Indien een arts besluit om in te gaan op de euthanasieverzoeken van twee partners, verwachten de commissies dat de arts in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadpleegt. Deze werkwijze waarborgt dat iedere casus afzonderlijk wordt beoordeeld en alle schijn van niet-onafhankelijkheid bij de beoordeling wordt voorkomen. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijke druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner (EuthanasieCode 2018 pagina 29, laatste alinea).

De commissie stelt vast, geheel in lijn met haar hierboven weergegeven opvatting, dat bij deze twee gelijktijdige verzoeken om uitvoering van euthanasie van twee partners het verzoek van patiënt is beoordeeld door een consulent die niet was betrokken bij het verzoek van zijn partner. Het is de commissie uit het verslag van de consulent, waarin hij stelt dat patiënt zijn verzoek goed kon onderbouwen, gebleken dat patiënt zijn verzoek vrijwillig heeft gedaan en dat hij op geen enkele wijze druk heeft ervaren, ook niet van zijn partner.

De commissie is gezien het voorgaande van oordeel dat de arts tenminste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was.
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.

OORDEEL VAN DE VROUW

Introductie van de casus

Bij patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, was sprake van een uitbehandeld gemetastaseerd longcarcinoom. Patiënte was altijd een trotse, actieve en zelfstandige vrouw geweest. Op het laatst kon zij haar man niet meer bijstaan in zijn lijden omdat zij pijn had en bedlegerig en afhankelijk was geworden. Patiënte vroeg de arts, tegelijkertijd met haar echtgenoot, om euthanasie.

De arts raadpleegde een consulent, tevens onafhankelijke SCEN-arts. De arts heeft de levensbeëindiging uitgevoerd volgens de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus is sprake van een patiënte die tegelijkertijd met haar partner verzocht heeft om euthanasie. In dergelijke meldingen (ook wel duo-euthanasie genoemd) wordt door de commissie expliciet onderzocht of er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek (artikel 2, eerste lid onder a, WTL) en of er een andere onafhankelijke arts is geraadpleegd (artikel 2, eerste lid onder e, WTL).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek

In het geval partners gelijktijdig een verzoek tot uitvoering van euthanasie doen en indien op beide verzoeken wordt ingegaan, moet vaststaan dat het verzoek van de ene partner niet oneigenlijk is beïnvloed of is ingegeven door dat van de andere partner. Daarom moet komen vast te staan dat elk van beide verzoeken vrijwillig en weloverwogen is gedaan.

De commissie leest in het dossier dat de arts verschillende gesprekken met patiënte heeft gevoerd. Zij verkeerde in een uitzichtloze situatie. Toen zij bedlegerig was geworden en veel pijn had, ervoer zij haar lijden als ondraaglijk. Zij wilde graag tegelijk met haar man overlijden zodat hij niet hulpeloos zonder haar achter zou blijven.

De arts kwam op basis van de gesprekken en het verslechterende ziektebeeld tot de conclusie dat het verzoek van patiënte actueel was. Zij was juist liever nog blijven leven om haar man te ondersteunen, dus van oneigenlijke invloed was geen sprake.

De commissie is gezien het voorgaande van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Consultatie

Indien een arts besluit om in te gaan op de euthanasieverzoeken van twee partners, verwachten de commissies dat de arts in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadpleegt/raadplegen. Deze werkwijze waarborgt dat iedere casus afzonderlijk wordt beoordeeld en alle schijn van niet-onafhankelijkheid bij de beoordeling wordt voorkomen. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijke druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner (EuthanasieCode 2018 pagina 29, laatste alinea).

De commissie stelt vast, geheel in lijn met haar hierboven weergegeven opvatting, dat bij deze twee gelijktijdige verzoeken om uitvoering van euthanasie van twee partners het verzoek van patiënte is beoordeeld door een consulent die niet was betrokken bij het verzoek van haar partner.

Het is de commissie uit het verslag van de consulent gebleken dat patiënte haar verzoek weloverwogen en vrijwillig heeft gedaan en dat zij op geen enkele wijze druk heeft ervaren, ook niet van haar partner. Zij was lichamelijk aan het einde van haar Latijn en leed ondraaglijk. Op dat moment kon zij niet meer voor haar man zorgen en werd haar lijden in haar ogen zinloos. Daarop verzocht zij om euthanasie.

De commissie is gezien het voorgaande van oordeel dat de arts tenminste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn/haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.