Oordeel 2021-80, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Bij een patiënt werd PLS vastgesteld. Vanwege te verwachten toenemende achteruitgang van patiënt bezocht de consulent hem in een vroeg stadium.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de zestig en zeventig jaar oud, werd ruim vijf jaar voor het overlijden Primair Laterale Sclerose (PLS) vastgesteld. PLS is een spier-zenuwziekte waarbij de motorische zenuwcellen achteruitgaan, hetgeen leidt tot stijfheid en spasticiteit van de spieren in mond, benen en de armen. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard.

Het lijden van de man bestond uit voortschrijdend functieverlies. Zo was sprake van een spraakstoornis, slikproblemen, krachtsverlies en ernstige vermoeidheid. De man, die altijd zeer actief was geweest, was volledig zorgafhankelijk geworden en kon niets meer zelf. Hij leed onder het verlies van zijn autonomie, de afhankelijkheid van anderen en de uitzichtloosheid van zijn situatie. De man vond zijn situatie ontluisterend en was moegestreden. Hij ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De man had regelmatig met de arts over euthanasie gesproken. Drie weken voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. De arts stelde vast dat de man zijn verzoek helder kon verwoorden door dit via een app op de tablet te typen. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Gelet op de spraakproblemen van de man en de angst om zijn verzoek niet meer te kunnen verwoorden, raadpleegde de arts in een vroeg stadium een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de man vijf maanden voor het overlijden. De communicatie verliep via een tablet waarop de man met een touchscreenpen zijn antwoorden typte. De consulent kwam tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan, omdat de man op dat moment nog geen actueel verzoek had.

Na een telefonisch contact met de arts bezocht de consulent de man tweeënhalve week voor het overlijden opnieuw. De communicatie verliep opnieuw via een tablet. De consulent stelde vast dat de man nu wel om euthanasie vroeg en concludeerde in een aanvulling op het eerdere verslag dat daarmee aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.