Oordeel 2021-64, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Bij een patiënte werd eierstokkanker met uitzaaiingen vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de tachtig en negentig jaar oud, werd een maand voor het overlijden een ovariumcarcinoom (eierstokkanker) met uitzaaiingen naar de botten, het buikvlies en het bekken vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

In een tijdsbestek van enkele weken was de vrouw lichamelijk ernstig afgetakeld. Zij had veel buikpijn die ook met medicatie niet helemaal onder controle was. Daarbij was zij zeer ernstig vermoeid en had nauwelijks nog energie. Zij bracht haar dagen dan ook zittend op de bank door. Daarbij had zij geen afleiding omdat zij door haar slechtziendheid en slechthorendheid geen tv kon kijken of een boek kon lezen.

Dit snelle verlies van zelfstandigheid en mobiliteit was voor haar een gruwel. Zij was altijd ‘een doener’ geweest, maar was nu veroordeeld tot haar bank in afwachting van verdere achteruitgang. De vrouw leed onder het gebrek aan perspectief en ervoer haar lijden als ondraaglijk. Sinds drie weken voor het overlijden verbleef de vrouw in een hospice.

De vrouw had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Drie weken voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de vrouw elf dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.