Oordeel 2021-48, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, geen redelijke andere oplossing, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Het lijden van patiënte bestond uit progressief functieverlies, zonder dat een definitieve diagnose kon worden gesteld, waarbij wel duidelijk was, dat genezing niet meer mogelijk was.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, was sinds ongeveer acht jaar voor het overlijden sprake van een progressieve neurodegeneratieve aandoening, met kenmerken van primaire progressieve afasie en eenzijdig parkinsonisme met motorische uitval. Differentiaal diagnostisch werd gedacht aan tau-o-pathie met hetzij Lewy Body ziekte, hetzij corticobasele degeneratie, hetzij MSA. Een definitieve diagnose kon niet gesteld worden, maar duidelijk was dat genezing niet mogelijk was.

Het lijden van de vrouw bestond uit lichamelijk functieverlies. Zo was er sprake van progressieve afasie, progressieve verlammingsverschijnselen rechts, een hevige tremor van de ledematen, met name de linkerarm en slikklachten. De vrouw had toenemende pijn en verkrampingen van haar rechterarm. Door de slikproblemen kon zij niet meer zelfstandig eten en uitsluitend nog met veel moeite drinken uit een tuitbeker. Hierdoor was zij ernstig verzwakt. Uiteindelijk was zij zelfstandig tot niets meer in staat en ook had zij haar spraak volledig verloren. Dit totale verlies van zelfstandigheid paste niet bij de actieve en energieke persoon die zij altijd was geweest. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De vrouw sprak sinds een maand voor het overlijden met de arts over euthanasie. Negen dagen voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Tijdens de eerste gesprekken die de arts met de vrouw onder vier ogen voerde over euthanasie maakte de vrouw nog gebruik van een communicatie-app waarin zij antwoorden typte. In een later stadium werden tijdens de gesprekken pictogrammenkaarten met ‘ja’ en ‘nee’ gebruikt waarmee de vrouw tot kort voor het overlijden kon reageren op gesloten vragen. De arts heeft op verschillende manier gevraagd of de vrouw euthanasie wenste waarop zij consistent antwoordde. Daarbij kon de vrouw non-verbaal aangeven of zij het eens was met hetgeen door haar naasten namens haar werd gezegd.  De arts concludeerde dan ook dat de vrouw zich bewust was van de strekking en gevolgen van haar verzoek en consistent was in haar verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent die de vrouw vier dagen voor het overlijden bezocht. De consulent stelde vast dat de vrouw niet meer kon spreken. Door haar naasten werd het verzoek toegelicht. Zij baseerden zich hierbij op notities die door de vrouw in een eerder stadium waren opgesteld. Daarbij gaf de vrouw non-verbaal aan of zij het eens was met hetgeen werd gezegd door haar naasten. De consulent constateerde dat de vrouw door de afasie haar verzoek niet expliciet meer kon doen, maar zij was stellig in haar non-verbale uitingen. Tevens was er geen aanleiding om te twijfel over haar cognitieve vermogens. De consulent kwam dan ook tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.