Oordeel 2021-41, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, geen redelijke andere oplossing, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Patiënte leed aan de ziekte van Alzheimer. Zij ging de laatste maanden cognitief achteruit maar was wilsbekwaam inzake haar verzoek.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de tachtig en negentig jaar, werd na reeds langer bestaande klachten vier jaar voor het overlijden de ziekte van Alzheimer vastgesteld. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard. 

Het lijden van de vrouw bestond uit progressieve cognitieve achteruitgang, zoals geheugenverlies, woordvindstoornissen en apraxie. Zij geneerde zich hiervoor en sloot zich steeds meer af van haar omgeving. De vrouw kon nergens meer van genieten en het leven benauwde haar. Zij wist dat verdere cognitieve achteruitgang in het verschiet lag en had grote angst zichzelf en haar waardigheid verder te verliezen. Verdere intellectuele achteruitgang wilde de vrouw niet meer meemaken omdat zij bang was haar autonomie verder te verliezen en wilsonbekwaam te worden waardoor zij zelf niet meer om euthanasie zou kunnen vragen. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De vrouw had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Vijf dagen voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Hij stelde vast dat de vrouw voldoende helder van geest was en zich ten volle bewust was van de gevolgen ervan. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten. 

Gelet op de toenemende cognitieve achteruitgang en de onrust die dit bij de vrouw veroorzaakte, raadpleegde de arts in een vroeg stadium een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de vrouw vijf weken voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan, omdat het lijden voor de vrouw nog niet ondraaglijk was. Na een telefonisch contact met de arts bezocht de consulent de vrouw vier dagen voor het overlijden opnieuw. De consulent constateerde dat het lijden voor de vrouw nu wel ondraaglijk was geworden. Voorts stelde hij vast dat de vrouw ondanks de cognitieve achteruitgang wilsbekwaam terzake was en consistent in haar verzoek. Hij concludeerde in een aanvulling op het eerdere verslag dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie vervolgens uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012. 

In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met extra behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder de eis inzake de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek en het ondraaglijk lijden van de patiënt. Daarbij heeft de arts een zekere beoordelingsruimte. In de beginfase van dementie zal in het algemeen met de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een deskundige collega vraagt (EuthanasieCode 2018, pagina 43). 

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.