Oordeel 2021-11, NVO-melding, zorgvuldig, combinatie van aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, geen redelijke andere oplossing.

Bij patiënt werd Parkinson vastgesteld, diverse andere aandoeningen en er was sprake van visuele hallucinaties. 

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een patiënt, tussen de zestig en zeventig jaar werd ruim twintig jaar voor het overlijden de ziekte van Parkinson vastgesteld. Daarnaast leed de man sinds geruime tijd voor het overlijden aan diabetes mellitus type II met polyneuropathie aan handen en voeten en diabetische retinopathie tot gevolg. Ongeveer tweeënhalf jaar voor het overlijden werd de man geopereerd aan een beknelling van een zenuw in de rug, waarna permanente pijn in de rug resteerde. De ziektegeschiedenis maakte voorts melding van een prostatectomie wegens een prostaatcarcinoom met incontinentie voor urine tot gevolg.

Genezing van al zijn aandoeningen was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard. Sinds een maand voor het overlijden verbleef de man in een verzorgingshuis.

Het lijden van de man bestond uit voortschrijdend verlies van functies. Zo was sprake van tremoren, toenemende stijfheid en cognitieve achteruitgang. De man raakte zijn mobiliteit steeds verder kwijt en uiteindelijk kon hij alleen met de rollator nog kleine stukjes in zijn kamer lopen. Daarnaast had de man continu pijn aan zijn rug, handen, voeten en in zijn spieren, maar deze pijn kon vanwege de bijwerkingen onvoldoende worden bestreden met medicatie.

Tevens was sprake van visuele hallucinaties die hem met regelmaat beangstigden. Ook was de man dagelijks, met name in de ochtend, verward. Hij liet dan angstig en geagiteerd gedrag, maar ook seksueel ontremd gedrag zien. In de middag was de man wel helder en adequaat en schaamde hij zich enorm voor zijn eerdere gedrag. De man kon zijn hobby’s lezen en tv kijken niet meer uitoefenen. Hij leed onder het verlies van regie, de afhankelijkheid van anderen en de uitzichtloosheid en zinloosheid van zijn situatie. Ook de incontinentie voor urine vond de man vreselijk. Hij vreesde verdere achteruitgang waarbij zijn hallucinaties en verward gedrag steeds moeilijker te corrigeren zouden zijn. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De arts, specialist ouderengeneeskunde in het verpleeghuis waar de man verbleef, was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De man sprak sinds zijn verblijf in het verpleeghuis met de arts over euthanasie. Tweeënhalve week voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. De arts stelde vast dat de man weliswaar dagelijkse verwarde momenten en hallucinaties had, maar gedurende het grootste gedeelte van de dag helder was. Daarbij kon de man zijn lijden goed onderbouwen en was hij consistent in zijn verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.