Oordeel 2020-141, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Baarmoederhalskanker bij een jonge patiënte.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de twintig en dertig jaar oud, werd bijna anderhalf jaar voor het overlijden een cervixcarcinoom (baarmoederhalskanker) vastgesteld. De vrouw werd hiervoor behandeld maar bijna vijf maanden voor het overlijden werd een recidief cervixcarcinoom geconstateerd. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van de vrouw bestond uit continu aanwezige pijn in de onderbuik, die ook met medicatie niet volledig onder controle was en geurende afscheiding. Vijf dagen voor het overlijden was sprake van een slagaderlijke bloeding vanwege de doorgroei van het carcinoom in de arterie, hetgeen zij als zeer angstig had ervaren. Zij leed onder de snelle lichamelijke achteruitgang, het verlies van regie en de reële angst opnieuw een vaginale bloeding door te maken. Zij vond haar situatie mensonterend en ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialist de vrouw voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De vrouw had eerder met de ars over euthanasie gesproken. Vier dagen voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de vrouw drie dagen voor het overlijden en zij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.