Oordeel 2022-014, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Bij patiënt werd prostaatkanker en blaaskanker vastgesteld met uitzaaiingen in de botten en de lever. Als gevolg van de complicaties leed hij uiteindelijk ondraaglijk.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd ongeveer zeven maanden voor het overlijden prostaatkanker en blaaskanker vastgesteld. De man onderging hiervoor een operatieve ingreep. Desondanks bleek ongeveer drie maanden voor het overlijden niet alleen sprake van progressie, maar werden ook uitzaaiingen in de botten en de lever geconstateerd. Genezing was niet meer mogelijk.

De man had veel pijn die ook met medicatie niet helemaal onder controle was. Daarnaast had de man geen energie, was vaak misselijk en in korte tijd flink verzwakt. Hij was volledig zorgafhankelijk en bedlegerig geworden en dat was voor deze man, die altijd zeer actief was geweest, een gruwel. Hij leed onder het verlies van autonomie, de zinloosheid van zijn situatie en het gebrek aan perspectief. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De man had eerder met de huisarts over euthanasie gesproken. Zij wilde om geloofsredenen niet aan het verzoek voldoen. Hierop wendde de man zich tot Expertisecentrum Euthanasie. Het eerste bezoek vond anderhalve maand voor het overlijden plaats. Hierna bezocht de arts de man nog tweemaal. Tijdens deze bezoeken heeft de arts met de man over euthanasie gesproken, maar was er nog geen sprake van een actueel verzoek. Tijdens een telefonisch contact tussen de arts en patiënt vier dagen voor het overlijden gaf de man aan dat zijn situatie ernstig was verslechterd en verzocht hij de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Patiënt heeft zijn verzoek vlak voor de uitvoering tegenover de arts herhaald.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

Het was voor de arts duidelijk dat de situatie van de man precair was en dat de man elk moment een actueel euthanasieverzoek tot haar zou kunnen richten. Gelet daarop raadpleegde de arts in een vroeg stadium een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de man drieënhalve week voor het overlijden. Zij stelde vast dat het verzoek van de man nog niet actueel was omdat hij het lijden nog (net) niet ondraaglijk vond. Wel was er een grote kans in de nabije toekomst dat door de progressie van de kanker de pijn ernstig zou toenemen waarmee de man zijn lijden als ondraaglijk zou gaan beschouwen. Desalniettemin kwam de consulent tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

Op verzoek van de arts nam de consulent drie dagen voor het overlijden telefonisch contact op met de man. In het addendum naar aanleiding van dit telefoongesprek kwam de consulent tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Er was nu wel sprake van ondraaglijk lijden en een concrete wens tot euthanasie.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.