Oordeel 2022-013, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Patiënte leed geruime tijd aan COPD. Er was uiteindelijk sprake van COPD GOLD IV als gevolg waarvan zij ondraaglijk leed.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de zestig en zeventig jaar oud, werd geruime tijd voor het overlijden COPD met forse, slechts gedeeltelijk reversibele, luchtwegobstructie vastgesteld. Daarbij waren er aanwijzingen voor emfyseem, met name een forse diffussiestoornis. Uiteindelijk was sprake van COPD GOLD IV (de laatste fase van de ziekte). Genezing was niet mogelijk. De vrouw kreeg een maximale hoeveelheid extra zuurstof toegediend, maar dit verlichtte haar benauwdheid onvoldoende.

Het lijden van de vrouw bestond uit ernstige benauwdheid en vermoeidheid waardoor zij tot weinig meer in staat was. Zelfs het veranderen van houding of een kort gesprek kon haar ernstig benauwd maken. Deze aanvallen van benauwdheid vond de vrouw zeer beangstigend. De vrouw was bedlegerig en volledig zorgafhankelijk geworden. Zij leed onder het verlies van autonomie, het gebrek aan perspectief en vreesde verdergaande achteruitgang. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De vrouw had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Elf dagen voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. De arts stelde vast dat sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de vrouw drie dagen voor het overlijden en zij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.