Oordeel 2020-92, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Patiënte was volledig zorgafhankelijk geworden en had nauwelijks nog eetlust waardoor zij zeer ernstig was vermagerd.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de zeventig en tachtig jaar, was sinds geruime tijd voor het overlijden sprake van reumatoïde artritis (ontstekingen in de gewrichten) en slijtage van het kraakbeen in haar knieën, wervelkolom, polsen en schouders (poly-artrose). Daarnaast leed patiënte aan sarcopenie (spier- en krachtverlies als gevolg van veroudering), heftige trillen van de handen en zag zij slecht. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Door haar beperkingen kon zij niet goed meer lopen en viel zij regelmatig waarbij zij ook af en toe fracturen opliep. Zij raakte aan huis gekluisterd en kon slechts in haar woning nog korte stukjes achter haar rollator lopen. De vrouw was volledig zorgafhankelijk geworden en had nauwelijks nog eetlust waardoor zij zeer ernstig was vermagerd. Dit verzwakte haar verder. De vrouw, die altijd zeer zelfstandig en actief was geweest, wat tot weinig meer in staat. Zij leed onder het verlies van regie, de lichamelijke achteruitgang en het gebrek aan perspectief. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De vrouw had vaker met de arts over euthanasie gesproken. Ongeveer acht maanden voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de vrouw drie weken voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Een stapeling van ouderdomsaandoeningen kan de oorzaak zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Het lijden van de patiënt moet zijn oorzaak vinden in een medische aandoening, die zowel somatisch als psychiatrisch van aard kan zijn. Het hoeft het niet te gaan om één overheersend medisch probleem. Het lijden van de patiënt kan ook het gevolg zijn van een stapeling van grotere en kleinere gezondheidsproblemen. De optelsom van medische problemen kan, in samenhang met de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van de patiënt, een lijden doen ontstaan dat voor de patiënt ondraaglijk is.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.