Oordeel 2020-110, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Na opname verpleeghuis en verder verlies van mobiliteit uitte patiënte haar euthanasieverzoek.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Een vrouw, ouder dan negentig jaar, brak vijf maanden voor het overlijden haar heup na een val. Na ontslag uit het ziekenhuis werd de vrouw bijna drie maanden voor het overlijden opgenomen in een verpleeghuis. Zij was haar mobiliteit verloren, kon niet meer staan of lopen en moest in en uit bed worden getakeld. Daarnaast was sprake van maculadegeneratie (oogziekte), ernstige presbyacusis, (ouderdomsslechthorendheid) terugkerende urineweginfecties en incontinentie voor urine.

Het lijden van de vrouw bestond uit immobiliteit, ernstige pijn aan haar heup die ook met medicatie niet onder controle was. Tevens zag en hoorde zij zeer slecht. Door deze omstandigheden bracht de vrouw haar dagen alleen in haar kamer door. De vrouw, die altijd een onafhankelijke en zelfstandige vrouw was geweest, leed onder het plotselinge verlies van autonomie. Tot haar val had zij zelfstandig thuis gewoond zonder enige vorm van hulp. De opname in het verpleeghuis en de volledige afhankelijkheid was voor haar een gruwel. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

Vanaf het moment dat de vrouw in het verpleeghuis werd opgenomen had zij met de arts, specialist ouderengeneeskunde in opleiding in het verpleeghuis, over euthanasie gesproken. Ruim twee maanden voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de vrouw twee weken voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Een stapeling van ouderdomsaandoeningen kan de oorzaak zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Het lijden van de patiënt moet zijn oorzaak vinden in een medische aandoening, die zowel somatisch als psychiatrisch van aard kan zijn. Het hoeft het niet te gaan om één overheersend medisch probleem. Het lijden van de patiënt kan ook het gevolg zijn van een stapeling van grotere en kleinere gezondheidsproblemen. De optelsom van medische problemen kan, in samenhang met de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van de patiënt, een lijden doen ontstaan dat voor de patiënt ondraaglijk is.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.