Oordeel 2019-91, zorgvuldig, huisarts, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, medisch zorgvuldige uitvoering

Verlaagd bewustzijn op dag van uitvoering

Patiënt verkeerde op de dag van uitvoering in een toestand van verlaagd bewustzijn. Hij vertoonde tekenen van lijden. Het bezoek van de consulent had al plaatsgevonden. Een arts hoeft dan niet af te wachten of de patiënt nog bij bewustzijn komt om het lijden te bevestigen.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënt, een man van 80-90 jaar, werd, na eerdere klachten van pijn en rectaal bloedverlies, vijftien dagen voor het overlijden darmkanker met uitgebreide uitzaaiïngen naar de longen en de lever vastgesteld. Patiënt zag af van verdere diagnosticering en behandeling.
Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënt bestond uit oedeemvorming in de benen, pijn, misselijkheid en rectaal bloedverlies. Hij leed onder de ervaren mensonwaardigheid van zijn bestaan en de uitzichtloosheid bij het gebrek op perspectief van verbetering van zijn situatie.

Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënt had eerder met een collega van de arts over euthanasie gesproken. Vier dagen voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Dat heeft hij daarna meermaals herhaald. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënt één dag voor de levensbeëindiging nadat zij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. De consulent gaf in haar verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De dag voor de uitvoering van de euthanasie, maar na het bezoek van de consulent, heeft de arts patiënt midazolam toegediend om hem comfort te bieden tijdens de nacht. De dag van de uitvoering bleek patiënt in een toestand van verlaagd bewustzijn te verkeren. Desalniettemin vertoonde de patiënt tekenen van lijden, hij was onrustig, wilde uit bed komen en zijn gelaat vertrok in grimassen. De arts heeft daarop de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd. De commissie overweegt daartoe, onder verwijzing naar de EuthanasieCode 2018, paragraaf 4.7, dat in de situatie dat patiënt in een situatie van verlaagd bewustzijn is komen te verkeren, nadat de uitvoering van de euthanasie al is voorgenomen én de patiënt, ondanks het verlaagde bewustzijn, tekenen van lijden vertoont, de euthanasie is toegestaan. De arts hoeft dan niet af te wachten of de patiënt nog tot bewustzijn komt om het lijden te bevestigen. Naar het oordeel van de commissie zou dat inhumaan zijn.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.