Oordeel 2019-127, zorgvuldig, arts, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Bijna blind en doof

Het lijden van patiënte werd veroorzaakt door een stapeling van ouderdomsaandoeningen. Zij was nagenoeg blind en vrijwel doof. Zij werd daardoor zeer gehinderd in communicatie en zelfstandigheid. Dit veroorzaakte een uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënte, een vrouw van ouder dan 90 jaar, was bekend met glaucoom en maculadegeneratie en presbyacusis. Hierdoor was zij nagenoeg blind en hoorde zij slecht. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit de (sociaal) invaliderende gevolgen van de aandoeningen. Patiënte leed onder het verlies van autonomie, het vooruitzicht in een zorginstelling te moeten worden opgenomen en de uitzichtloosheid van de situatie.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met de huisarts over euthanasie gesproken. Aanvankelijk was de huisarts bereid het verzoek om levensbeëindiging in behandeling te nemen. Ongeveer vijf maanden voor het overlijden werd een klinisch psychiater geraadpleegd. Deze oordeelde dat geen sprake was van stemmingsstoornissen.

De huisarts vond het verzoek echter niet invoelbaar. Daarop heeft patiënte zich met steun van de huisarts gewend tot Expertisecentrum Euthanasie (EE).

De arts heeft vier keer met patiënte gesproken. Het eerste gesprek vond ongeveer anderhalve maand voor de levensbeëindiging plaats. Gedurende het tweede gesprek heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. In de daaropvolgende gesprekken heeft patiënte het verzoek tegenover de arts herhaald.

Op basis van de gesprekken was de arts ervan overtuigd dat patiënte zich bewust was van de strekking van het verzoek om levensbeëindiging. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte ongeveer drie weken voor de levensbeëindiging nadat de consulent door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. In het consultatieverslag nam de consulent een samenvatting op van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. In het verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.