Oordeel 2014-46, arts, overige aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Patiënte, een vrouw van 70–80 jaar, leed aan balansstoornissen met parkinsonistische kenmerken en cerebellaire functiestoornissen, waarschijnlijk als gevolg van progressieve supranucleaire paralyse. Haar lijden bestond uit visusverlies en slikproblemen, waardoor zij nauwelijks meer kon eten. Zij had moeite met lopen en kampte met depressieve gevoelens en hallucinaties. Patiënte, die een autonome vrouw was geweest, was bedlegerig en volledig afhankelijk. Toen patiënte, voorheen werkzaam in de gezondheidszorg, niet meer in staat was haar tanden te poetsen was voor haar het omslagpunt bereikt. Een door de arts op advies van de consulent geraadpleegde psychiater concludeerde dat geen sprake was van een depressie.