Oordeel 2018-121, zorgvuldig, huisarts, aandoening van het zenuwstelsel, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd

Gelijktijdig euthanasieverzoek echtpaar

Patiënte leed aan MS en was afhankelijk geraakt van de zorg van haar echtgenoot. Nadat er bij haar echtgenoot een gemetastaseerde tumor werd geconstateerd en hij pre-terminaal raakte, wilde patiënte niet meer verder leven. Zij leed onder haar volledige zorgafhankelijkheid en het vooruitzicht geheel door vreemden te moeten worden verzorgd en niet meer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Patiënte wilde graag samen met haar echtgenoot sterven.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënte, een vrouw van 60-70 jaar, was sinds meer dan twintig jaar voor het overlijden bekend met Multiple Sclerose. Daarnaast was zij sinds een collumfractuur, dertien jaar voor het overlijden, rolstoelafhankelijk en kampte zij vanaf twaalf jaar voor het overlijden met een neurogene blaasfunctiestoornis waarvoor zij acht jaar later een urinekathether kreeg.

Tevens werd bij patiënte elf jaar voor het overlijden een baclofenpomp geplaatst in verband met haar spierspasmen en was zij sinds het jaar voor haar overlijden bekend met niet-genezende decubitus van de zitknobbels. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit progressieve uitval en beperkingen van lichaamsfuncties. De laatste periode voor het overlijden waren de functies van patiënte zodanig uitgevallen dat zij haar rolstoel met haar kin moest besturen en via een voedingsrobot moest worden gevoed.

Dit was voor patiënte acceptabel geweest omdat haar echtgenoot altijd voor haar had gezorgd. Echter, nadat er bij haar echtgenoot een gemetastaseerde tumor werd geconstateerd en hij pre-terminaal raakte, wilde patiënte niet meer verder leven.

Zij leed onder haar volledige zorgafhankelijkheid en het vooruitzicht geheel door vreemden te moeten worden verzorgd en niet meer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Patiënte wilde graag samen met haar echtgenoot sterven.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Zij sprak twee maanden voor het overlijden, nadat de diagnose bij haar echtgenoot was gesteld, met de arts over haar wens om samen met haar echtgenoot te overlijden. De arts heeft zowel met het echtpaar als met patiënte onder vier ogen over het euthanasieverzoek gesproken.

Ruim anderhalve week voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar verzoek nadien tegenover de arts herhaald. De arts was ervan overtuigd dat patiënte zich ten volle bewust was van de gevolgen van haar verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde voor beide echtelieden een andere onafhankelijke SCEN-arts als consulent. De consulent bezocht patiënte elf en zeven dagen voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. De consulent was ervan overtuigd dat er sprake was van een vrijwillig verzoek en achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012. De euthanatica werden door de arts toegediend door middel van een elastomeerpomp.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Met betrekking tot de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek en de raadpleging van een andere, onafhankelijke arts overweegt de commissie het volgende.

In het geval partners gelijktijdig een verzoek tot uitvoering van euthanasie doen, moet vaststaan dat het verzoek van de ene partner niet is beïnvloed of is ingegeven door dat van de andere partner. Daarom moet komen vast te staan dat elk van beide verzoeken vrijwillig en weloverwogen is gedaan. Dit vergt van de arts, en ook van de consulent, extra behoedzaamheid waar het gaat om de beoordeling van elk verzoek.

Indien een arts besluit om in te gaan op de euthanasieverzoeken van twee partners, verdient het volgens de commissie sterk de voorkeur dat de arts voor elke partner een andere consulent raadpleegt die beoordeelt of aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan. Deze werkwijze waarborgt dat elk verzoek afzonderlijk wordt beoordeeld en alle schijn van niet-onafhankelijkheid bij de beoordeling wordt voorkomen. In een dergelijke situatie moeten de beide consulenten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijk druk bestaat van de ene partner op het verzoek van de andere partner.

Wat dit laatste aangaat, is de commissie uit het verslag van de consulent gebleken dat patiënte haar verzoek vrijwillig heeft gedaan en dat zij op geen enkele wijze druk heeft ervaren, ook niet van haar partner. De commissie stelt verder vast, geheel in lijn met haar hierboven weergegeven opvatting, dat bij deze twee gelijktijdige verzoeken om uitvoering van euthanasie van twee partners het verzoek van patiënte is beoordeeld door een consulent die niet was betrokken bij het verzoek van haar partner.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.