Oordeel 2021-13, NVO-melding, zorgvuldig, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, overige aandoeningen.

Patiënt ziet gemotiveerd af van nierdialyse, omdat hij geen kunstmatige verlenging van zijn leven wenste.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man tussen de zeventig en tachtig jaar was sinds zeer geruime tijd voor het overlijden sprake van diabetes mellitus type II. In de loop der jaren ontstonden daarbij meerdere complicaties zoals polyneuropathie en nefrosclerose. De nierfunctie van de man verslechterde steeds verder en uiteindelijk werd vierenhalf jaar voor het overlijden nierfalen geconstateerd. De man zag gemotiveerd af van nierdialyse als nierfunctievervangende therapie, omdat hij geen kunstmatige verlenging van zijn leven wenste als dat leven met steeds meer afhankelijkheid gepaard ging.

Het lijden van man bestond uit extreme vermoeidheid, krachteloosheid, continue bestaande hoofdpijn en kortademigheid. In de laatste weken voor het overlijden was de man volledig bedlegerig en zorgafhankelijk geworden. Hij bracht zijn dagen grotendeels slapend door. Hij leed onder het verlies van autonomie, de steeds verdergaande lichamelijke aftakeling en het gebrek aan perspectief. De man wilde graag helder van geest blijven en leed onder de reële vrees van een delier bij terminaal nierfalen. Hij ervoer zijn lijden als ondraaglijk. 

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De man had reeds vaker met de arts over euthanasie gesproken. Negen dagen voor het overlijden, verzocht de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Hij persisteerde in dat verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts, die de man zes dagen voor het overlijden bezocht. Hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. 

Hierop heeft de arts de hulp bij zelfdoding uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012. 

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.