Oordeel 2021-10, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Bij patiënte werd de ziekte van Kahler geconstateerd. Ondanks diverse behandelingen was genezing niet meer mogelijk.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd ongeveer elf jaar voor het overlijden een multipel myeloom (de ziekte van Kahler) geconstateerd. De man had diverse behandelingen en beenmergtransplantaties ondergaan, maar uiteindelijk was genezing niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Sinds enkele maanden voor het overlijden verslechterde de situatie van de man snel. Hij was extreem vermoeid en bracht zijn dagen grotendeels slapend door. Elke inspanning was hem teveel waardoor hij volledig afhankelijk van anderen was geworden. De man die altijd erg zelfstandig en actief was geweest vond het moeilijk om afscheid van het leven te nemen maar zag geen andere uitweg meer; hij was op. Hij wilde het verdere verloop van het ziekteproces niet afwachten. Hij leed onder het verlies van autonomie en het gebrek aan perspectief. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialist de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De man had eerder met de ars over euthanasie gesproken. Circa drie maanden voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man vier dagen voor het overlijden en hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.