Oordeel 2021-06, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk

Bij patiënte werd een aantal maanden voor het overlijden longkanker geconstateerd met uitgebreide uitzaaiingen. 

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd drie maanden voor het overlijden longkanker met uitgebreide bilaterale mediastinale uitzaaiingen geconstateerd. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard. 

Het lijden van de vrouw bestond uit ernstige benauwdheid en pijn in de rug. Beiden waren met medicatie onvoldoende onder controle en ook het toedienen van extra zuurstof gaf onvoldoende verlichting. De vrouw moest ook veel hoesten wat haar weer erg benauwd maakte en haar hele nachten wakker hield. Zij raakte uitgeput en werd nagenoeg volledig zorgafhankelijk. De vrouw leed onder het verlies van autonomie, het gebrek aan perspectief en de reële angst om te stikken tijdens een hoestbui. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialist de vrouw voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De vrouw had eerder met de ars over euthanasie gesproken. Vijf dagen voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de vrouw twee dagen voor het overlijden en hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. 

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012. 

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.