Oordeel 2020-149, zorgvuldig, arts, kanker, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd

Duo-euthanasie.

Patiënt verzocht tegelijkertijd met zijn partner om euthanasie. In dergelijke meldingen (ook wel duo-euthanasie genoemd) wordt door de commissie expliciet onderzocht of er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en of er een andere onafhankelijke arts is geraadpleegd.

Introductie van de casus

Bij patiënt, een man van 70-80 jaar, werd ruim een half jaar voor zijn overlijden een tongbasiscarcinoom vastgesteld. De ingezette curatieve behandeling bleek uiteindelijk niet aan te slaan en de luchtweg en slokdarm van patiënt kwamen in het gedrang. Circa een maand voor het overlijden kon patiënt niet meer slikken en werd hij voor zijn voeding afhankelijk van een PEG-sonde.

Patiënt leed aan continue pijn in zijn keel en hals. Hij kon bovendien nauwelijks praten vanwege articulatieproblemen. Voorts was er de reële vrees voor verstikking of het ontstaan van een ernstige bloeding binnen een afzienbare termijn. Hij leed onder de dreigende afhankelijkheid van derden.

Patiënt en zijn eveneens ernstig zieke echtgenote wilden gelijktijdig door euthanasie overlijden. Omdat de huisarts een verzoek daartoe te complex vond, werd contact gelegd met EE. Tijdens het eerste gesprek, elf dagen voor zijn overlijden, verzocht patiënt om daadwerkelijke uitvoering van de vrijwillige levensbeëindiging.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus is sprake van een patiënt die tegelijkertijd met zijn partner verzocht heeft om euthanasie. In dergelijke meldingen (ook wel duo-euthanasie genoemd) wordt door de commissie expliciet onderzocht of er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek (artikel 2, eerste lid onder a, WTL) en of er een andere onafhankelijke arts is geraadpleegd (artikel 2, eerste lid onder e, WTL).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek

In het geval partners gelijktijdig een verzoek tot uitvoering van euthanasie doen en indien op beide verzoeken wordt ingegaan, moet vaststaan dat het verzoek van de ene partner niet oneigenlijk is beïnvloed of is ingegeven door dat van de andere partner. Daarom moet komen vast te staan dat elk van beide verzoeken vrijwillig en weloverwogen is gedaan.

De commissie leest in het dossier dat patiënt en zijn echtgenote zich weliswaar gezamenlijk bij EE aangemeld hadden en dat er sprake was van een sterke lotsverbondenheid, maar dat tegenover de arts en de SCEN-arts zijn eigen als ondraaglijk ervaren lijden door patiënt als grondslag voor het verzoek om euthanasie werd benoemd. Van oneigenlijke beïnvloeding door anderen is de commissie dan ook niet gebleken. Voor zover er sprake was van een zich richten op de ander, had dit slechts betrekking op de datum van de uitvoering van de vrijwillige levensbeëindiging, welke overweging de echtelieden naar de indruk van de commissie er bovendien eerder toe gebracht heeft (enigszins) langer te leven dan wanneer zij alleen geweest waren.

De commissie is gezien het voorgaande van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Consultatie

Indien een arts besluit of twee verschillende artsen besluiten om in te gaan op de euthanasieverzoeken van twee partners, verwachten de commissies dat de arts of artsen in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadpleegt/raadplegen. Deze werkwijze waarborgt dat iedere casus afzonderlijk wordt beoordeeld en alle schijn van niet-onafhankelijkheid bij de beoordeling wordt voorkomen. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijk druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner (EuthanasieCode 2018 pagina 31).

De commissie stelt vast dat bij deze twee gelijktijdige verzoeken om uitvoering van euthanasie van twee partners het verzoek van patiënt is beoordeeld door een consulent die niet was betrokken bij het verzoek van zijn partner. Het is de commissie uit het verslag van de consulent gebleken dat patiënt zijn verzoek vrijwillig heeft gedaan en dat hij op geen enkele wijze druk heeft ervaren, ook niet van zijn partner.

De commissie is gezien het voorgaande van oordeel dat de arts tenminste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn/haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.

Lees hier het oordeel van de echtgenote.