Oordeel 2020-12, zorgvuldig, huisarts, kanker, psychiatrische aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Ondraaglijk lijden als gevolg van kanker bij patiënt met angststoornis

Patiënt had een maagcarcinoom. Zijn lijden werd versterkt door een angststoornis. Patiënt had geleerd om problemen stap voor stap aan te pakken. Het onvoorspelbare verloop van de ziekte, maakte het patiënt onmogelijk om deze aanpak in zijn ziekteproces toe te passen. In het licht van de levens- en ziektegeschiedenis en de psychische draagkracht van déze patiënt was de angst voor het toekomstige lijden voor hem ondraaglijk.

Introductie van de casus

Bij patiënt, een man van 70-80 jaar, werd circa tien maanden voor het overlijden een maagcarcinoom vastgesteld. Aanvankelijk werd gestart met curatieve behandeling, maar enkele maanden later bleek sprake van uitgebreide lymfoangioinvasie. Er werd besloten tot aanvullende chemotherapie, maar dit werd wegens heftige bijwerkingen beëindigd. Twee weken voor het overlijden kreeg patiënt een icterus. Nader onderzoek wees uit dat er sprake was van een recidief tumor met doorgroei in intra- en extrahepatische galwegen en levermetastase. Genezing was niet meer mogelijk.

Het lijden van patiënt bestond uit de angst voor wat komen ging: pijn, suf worden, de reële kans op het knappen van de galblaas en het verlies van controle. Daarnaast had hij klachten van een snel vol gevoel, geen eetlust, moeite met eten, dunne ontlasting en vermoeidheid. Hierdoor werd hij ernstig beperkt in zijn dagelijkse bezigheden en continu herinnerd aan zijn uitzichtloze ziekte. Het lijden van patiënt werd versterkt door een angststoornis die hij al jaren had en waarvoor hij aanvankelijk effectief was behandeld.

Anderhalve week voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de euthanasie verzocht. Patiënt heeft zijn verzoek herhaald. De consulent bezocht patiënt vier dagen voor het overlijden.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus heeft de commissie expliciet stilgestaan bij de zorgvuldigheidseis inzake het uitzichtloos en ondraaglijk lijden (artikel 2, lid 1 onder b.).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Uitzichtloos en ondraaglijk lijden

De uitzichtloosheid van het lijden stond gelet op de aard van de aandoening vast en behoeft geen nadere motivering.

Ten aanzien van de ondraaglijkheid van het lijden overweegt de commissie als volgt. De ondraaglijkheid van het lijden is soms moeilijk vast te stellen, omdat de beleving van het lijden sterk persoonsgebonden is. Wat voor de ene patiënt nog draaglijk kan zijn, is dat voor de andere patiënt niet. Het gaat om de beleving van de individuele patiënt, in het licht van zijn levens- en ziektegeschiedenis, persoonlijkheid, waardepatroon en fysieke en psychische draagkracht. Het moet voor de arts mede gelet op het voortraject invoelbaar en begrijpelijk zijn dat het lijden voor déze patiënt ondraaglijk is. De angst voor in het verschiet liggende achteruitgang van de gezondheid kan voor de patiënt een bepalende factor bij het lijden zijn (EuthanasieCode 2018, pag. 22-23).

Uit de stukken is het de commissie gebleken dat het lijden van patiënt werd versterkt door de angst voor wat er komen ging. De gedachten aan het lijden wat hem te wachten stond, hielden patiënt de gehele dag bezig. De angststoornis, die patiënt al jaren had, droeg bij aan het ondraaglijk lijden van patiënt. Hij had geleerd om problemen op te lossen door deze stap voor stap aan te pakken. Voor de commissie is vast komen te staan dat het onvoorspelbare verloop van de ziekte het patiënt onmogelijk maakte om deze aanpak in zijn ziekteproces toe te passen. In het licht van de levens- en ziektegeschiedenis en de psychische draagkracht van déze patiënt was de angst voor het toekomstige lijden een ondraaglijk lijden.

De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van patiënt.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënt. De arts heeft patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.