Oordeel 2020-06, zorgvuldig, arts, vergevorderde dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek

Alzheimer, aanvankelijk twijfels over wilsbekwaamheid

Patiënte met vergevorderde dementie waarbij de arts aanvankelijk twijfels had over de wilsbekwaamheid van patiënte. Uiteindelijk werden deze twijfels weggenomen doordat meerdere uitgebreide gesprekken met patiënte zijn gevoerd en door het raadplegen van een consulent, tevens ouderenpsychiater, die ook bevestigde dat patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar euthanasieverzoek.

Introductie van de casus

Patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, leed sinds ongeveer drie jaar voor het overlijden aan de ziekte van Alzheimer. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard. Patiënte verbleef tot haar overlijden in een verpleeghuis.

Het lijden van patiënte bestond uit de achteruitgang van haar cognitieve vermogens en het gevoel extreem ongelukkig te zijn. Zij gaf op heldere momenten meerdere keren aan niet meer in het verpleeghuis te willen wonen en dood te willen gaan. Patiënte leed onder het gevoel opgesloten te zitten in haar huidige woonsituatie en de angst voor toenemend geheugenverlies. Daarnaast speelden de confrontatie met haar ziekte, de plek waar zij niet wilde verblijven en agressiviteit jegens haar verzorgenden een grote rol in haar euthanasiewens. Patiënte gaf aan dat zij zo snel mogelijk afscheid van het leven wilde nemen.

Patiënte had eerder met haar voormalige huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts had zich bereid verklaard op haar euthanasieverzoek in te willen gaan, maar heeft zich uiteindelijk teruggetrokken. De huidige huisarts verbonden aan de zorglocatie kende patiënte nog maar te kort en gaf aan geen euthanasie te verrichten bij patiënten met dementie. Hierop volgde aanmelding bij Expertisecentrum Euthanasie (EE).

Over een periode van twee maanden spraken de arts en patiënte vijf keer met elkaar over euthanasie. Direct tijdens het eerste gesprek, ongeveer anderhalve maand voor het overlijden, heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van levensbeëindiging verzocht. De consulent, tevens ouderenpsychiater, bezocht patiënte twee keer en kwam tot de conclusie dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts heeft de levensbeëindiging uitgevoerd volgens de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze volgens de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus heeft de commissie expliciet stil gestaan bij de zorgvuldigheidseis met betrekking tot het vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte (artikel 2, eerste lid, onder a, WTL). De arts heeft hierbij een zekere beoordelingsruimte.

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek

Uit de stukken volgt dat bij patiënte de ziekte van Alzheimer was vastgesteld. De commissie overweegt dat in een dergelijke situatie bijzondere aandacht moet uitgaan naar de wilsbekwaamheid van patiënte.

In de gespreksverslagen heeft de arts uitgebreid gemotiveerd waarom hij vond dat patiënte wilsbekwaam was. De commissie stelt vast dat de arts na het eerste gesprek sterke twijfels had over de wilsbekwaamheid ten aanzien van het euthanasieverzoek van patiënte. Om deze twijfels weg te nemen en een beter beeld van het leven en lijden van patiënte te krijgen, heeft de arts meerdere gesprekken met patiënte gevoerd. De arts kwam tot de constatering dat patiënte duidelijk leed onder het verlies van haar geheugen en de andere gevolgen van haar ziekte en dat sprake was van een grote lijdensdruk.

De arts heeft in zijn afweging de beoordelingen van de psycholoog, van de specialist ouderengeneeskunde en van de verzorgenden van patiënte meegenomen. De arts kwam tot de conclusie dat hij patiënte ten aanzien van haar verzoek tot euthanasie wilsbekwaam achtte.

De commissie constateert dat de consulent, tevens ouderenpsychiater, patiënte tweemaal heeft bezocht. Zij kwam tot de constatering dat bij patiënte sprake was van ernstige geheugen- en inprentingsstoornissen, maar geen psychotische stoornis of depressie in engere zin. Patiënte had geen ziekte-inzicht, maar had wel enig ziekte-besef. Zij kon haar ziekte niet accepteren en verdragen. Volgens de consulent zou de dementie van patiënte toenemen en waren er geen aanwijzingen dat het besef van haar achteruitgang zou afnemen en daarmee ook de lijdensdruk zou afnemen. Patiënte had haar euthanasiewens vrijwillig en zeer consistent geuit. De consulent achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek. Volgens de consulent was aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen voldaan.

De commissie is van oordeel dat de arts, ondersteund door de consulent, tot de overtuiging kon komen dat bij deze patiënte, met een gevorderde ziekte van Alzheimer, sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er bij patiënte sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.