Oordeel 2019-39, zorgvuldig, huisarts, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek

Verlaagd bewustzijn

Patiënte had met de arts gesproken over de mogelijkheid van sedatie tot het moment van uitvoering indien haar situatie snel zou verslechteren. De situatie van patiënte ging hard achteruit na het bezoek van de consulent, waarop patiënte in een toestand van verlaagd bewustzijn werd gebracht tot het moment van uitvoering.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënte, een vrouw van 30-40 jaar, leed aan een uitgezaaide tumor uitgaande van de tong. Patiënte onderging verschillende behandelingen, maar de situatie verslechterde geleidelijk. De tumor groeide namelijk door in de hals. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit chronische pijnklachten waarvan niet mogelijk was die te verlichten en het uiteindelijke onvermogen om nog te kunnen spreken en te kunnen eten en drinken.

Patiënte was op de hoogte van de vooruitzichten (namelijk overlijden door complicaties zoals verstikking of het ontstaan van een fatale bloeding in de hals), leed onder de uitzichtloosheid van de situatie en wenste waardig te sterven.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met de arts met behulp van digitale hulpmiddelen over euthanasie gesproken. Ook is de mogelijkheid besproken te worden gesedeerd tot aan de uitvoering van de levensbeëindiging wanneer de situatie plotseling zou verslechteren.

Enkele dagen voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Op basis van de gesprekken was de arts ervan overtuigd dat patiënte zich bewust was van de strekking van het verzoek om levensbeëindiging. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte een dag voor de levensbeëindiging nadat de consulent door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. In het consultatieverslag nam de consulent een samenvatting op van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

Kort na het bezoek van de consulent verslechterde de situatie van patiënte. De halswond begon dusdanig te bloeden dat de situatie onhoudbaar was geworden. In overleg met patiënte is besloten haar te sederen tot aan de uitvoering van de levensbeëindiging, waarvan niet mogelijk was die direct te laten plaatsvinden. Patiënte maakte kenbaar niet te willen ontwaken voor de uiteindelijke uitvoering van de levensbeëindiging, die de dag daarop plaatsvond.

Patiënte verkeerde in een toestand van verlaagd bewustzijn. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Ten aanzien van de uitvoering van de levensbeëindiging overweegt de commissie het volgende.

In de onderhavige casus is kort na het bezoek van de consulent besloten om de patiënt tot aan de uitvoering van de levensbeëindiging te sederen. Toen de situatie plotseling verslechterde was de arts namelijk niet in staat de levensbeëindiging direct uit te voeren.

Wanneer een coma of een verlaging van het bewustzijn door de toediening van middelen is ontstaan, zou die situatie in principe opgeheven kunnen worden om te controleren in hoeverre de patiënt nog steeds lijdt. Een van de zorgvuldigheidseisen is immers dat de arts, onmiddellijk voorafgaand aan de levensbeëindiging van de patiënt, er stellig van overtuigd is dat sprake is van ondraaglijk lijden. Naar het oordeel van de commissie is een dergelijke controle, gezien de omstandigheden, echter inhumaan. In deze situatie kan de arts de levensbeëindiging uitvoeren wanneer de patiënt daar eerder om heeft verzocht.

In de onderhavige casus heeft de patiënt duidelijk met de arts gecommuniceerd uitsluitend te willen worden gesedeerd om de periode tot aan de uitvoering van de levensbeëindiging te overbruggen. Gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts de levensbeëindiging medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd.

Ten slotte is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.