‘Zorgvuldige’ euthanasie op basis van schriftelijke wilsverklaring, toediening premedicatie gegeven de omstandigheden medisch zorgvuldig handelen

Schriftelijke wilsverklaring

Patiënte stelt een jaar na de diagnose Alzheimer een schriftelijke wilsverklaring op waarin ze aangeeft dat ze euthanasie wil als ze haar naaste familieleden niet meer herkent, volledig afhankelijk is van de zorg van anderen en haar waardigheid verliest. Vijf maanden voor het overlijden geeft de familie aan dat patiënte in de omstandigheden verkeert die ze heeft beschreven in haar schriftelijke wilsverklaring. De familie verzoekt de arts om haar situatie te beoordelen. De arts deelt de mening van de familie dat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden als beschreven in de wilsverklaring en voelt zich gesterkt in deze overtuiging door de consulent, de persoonlijk begeleidster van patiënte en de verpleging. De commissie is het met de arts eens.

Toedienen premedicatie

In de laatste maanden voor het overlijden vertoont de diep demente vrouw vaak onvoorspelbaar gedrag, is onrustig en heeft regelmatig heftige schrikreacties. De arts, de verpleging en de familie zijn bang dat patiënte zichzelf zal verwonden als de infuusnaald wordt ingebracht. De commissie is van oordeel dat het toedienen van premedicatie door de arts aan patiënte onder deze specifieke omstandigheden onder goed medisch handelen valt.  

Oordeel 2018-41